Kamermeerderheid voor eigen bijdrage veroordeelde

Het wetsvoorstel ten aanzien van Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg is aangenomen.

De Tweede Kamer heeft op 23 juni 2015 ingestemd met een tweetal belangrijke wetten: de oplegging van eigen forfaitaire bijdrage aan veroordeelden voor de kosten van hun strafproces en slachtofferzorg én voor hun verblijf in een justitiële inrichting. De oppositiepartijen hebben nog er op gewezen dat gedetineerden in de regel geen geld hebben. Ook vragen zij zich af of het optuigen van een instantie om geld te innen, niet meer gaat kosten dan het oplevert. De Raad voor de Rechtspraak heeft eerder geadviseerd om de rechter te laten bepalen of een gedetineerde mee moet betalen aan de kosten die hij of zij heeft veroorzaakt. Ook de Adviescommissie voor Strafrecht raadde de wijziging af.

Het risico van een proceskostenveroordeling en de verplichting mee te betalen aan de eigen detentie zal dus een extra factor zijn waarmee cliënten rekening moeten houden als zij moeten beslissen over verzet, beroep of cassatie in een lopende strafzaak. Voor deze nieuwe maatregelen is vooralsnog geen overgangsregeling voorzien. Deze bijdrage lijkt dus direct, óók in lopende zaken, opgelegd te kunnen worden.
De eigen bijdragen zullen langs administratieve weg worden opgelegd. Er ontstaat daarmee een bestuursrechtelijke geldschuld. Het systeem van eigen bijdragen wordt dus losgekoppeld van de strafprocedure en er ontstaan aparte (beroeps)procedures.

Het risico van de oplegging van de eigen bijdragen levert misschien wel de mogelijkheid op tot nieuwe verweren in het strafproces zelf. Moet de rechter bijvoorbeeld bij de strafoplegging er rekening mee houden dat een verdachte bij de oplegging van een gevangenisstraf niet alleen zijn uitkering kwijt raakt, maar ook nog schulden krijgt omdat hij na detentie de kosten daarvan nog moet voldoen?